Direct naar content

Minima-effectrapportage geeft Schouwen-Duiveland grip

Praktijkverhaal

‘Telkens als wij de afgelopen jaren extra middelen van het rijk kregen voor armoedebestrijding, zijn er ad hoc besluiten genomen. Zetten we het in voor kinderen? Of voor chronisch zieken? Steeds werd opnieuw een afweging gemaakt. Zo ontstond de wens om al die maatregelen nu eens integraal te bekijken. Bereiken we onze doelen? En zijn de inwoners van Schouwen-Duiveland echt geholpen met ons beleid?’

Voor het eerst liet de gemeente Schouwen-Duiveland dit jaar een minima-effectrapportage (MER) uitvoeren door het Nibud. Wethouder Cees van den Bos (SGP) beheert in Schouwen-Duiveland de portefeuille Sociaal domein, onderwijs en arbeidsmarkt. Vanuit die functie is hij nauw betrokken bij het minimabeleid van de gemeente.

Waarom koos de gemeente voor het Nibud?

Van den Bos: ‘Zo’n rapportage kun je zelf niet maken, daar is deskundigheid voor nodig. Daarnaast wilden we onze situatie graag vergelijken met het landelijk beeld. Het Nibud is in staat om dat integrale beeld voor ons te schetsen en de uitkomsten naast de landelijke cijfers te leggen. Dat was de reden om voor het Nibud te kiezen.’

Het was heel interessant om het effect van ons gemeentelijk armoedebeleid naast een landelijk beeld te laten leggen.

Wethouder Cees van den Bos, gemeente Schouwen-Duiveland

Wat zijn de meest opvallende uitkomsten?

‘Wij zagen een aantal dingen. Om te beginnen doen wij het goed, vergeleken bij de rest van Nederland. We hebben een goed pakket aan maatregelen. Het tweede dat opvalt, is dat er weinig armoedeval is in de gemeente. Ons beleid bevat de juiste prikkels om mensen die aan het werk gaan daarvan geen nadelige consequenties te laten ondervinden. En het derde wat we zien, is dat we iets meer zouden kunnen doen voor echtparen met oudere kinderen met en zonder zorgvraag. Daar kan het nog beter.’

Was je verrast door deze conclusies?

‘Ik was positief verrast dat we het zo goed doen. En tegelijkertijd baart het me zorgen dat we het minder goed doen voor die gezinnen. Daar zijn we dan ook direct mee aan de slag gegaan. Het mooie is dat dit een objectieve weergave is van de gevolgen van ons beleid. We zien dat er een hiaat is en hebben de gemeenteraad voorgesteld om een aantal regelingen aan te passen zodat het voor die doelgroep gunstiger uitpakt.’

‘Het gevaar van dit soort rapportages vind ik wel dat je je voortdurend moet blijven beseffen dat achter die getallen een schrijnende doelgroep zit. Als het getal op nul uitkomt, ben je geneigd te denken dat het wel goed zit. Maar de werkelijkheid is dat zij nog steeds met heel weinig geld moeten zien rond te komen. Daarom mogen we de mensen achter die cijfers nooit uit het oog verliezen.’

‘We willen nog beter gaan monitoren, om te zien of we misschien toch nog andere keuzes moeten maken. En we maken de koppeling met het welzijnsbeleid, bijvoorbeeld om mensen met een taal-achterstand te helpen. Zo creëer je als het ware een netwerk rond die kwetsbare doelgroep, waarop ze altijd kunnen terugvallen.’

Hoe is de samenwerking met het Nibud bevallen?

‘Heel goed. Het Nibud heeft de rapportage goed uitgevoerd en had toegevoegde waarde door mee te denken over mogelijke oplossingen voor de hiaten die we constateerden. Dat hebben wij in de gemeente als heel positief ervaren. Aan de hand van het totaalplaatje hebben wij bedacht hoe we de maatregelen wilden aanscherpen. Het Nibud heeft dat vervolgens voor ons doorgerekend om te bekijken hoe dat zou uitpakken. Zo weet je zeker dat het nieuwe beleid ook het gewenste effect heeft. Daardoor hebben zowel het college als de gemeenteraad nu grip op de materie. En dat is fijn, zo kun je je rol goed vervullen.’

‘Ik denk dat het goed is om als gemeente eens in de vier tot zes jaar een MER te laten uitvoeren. De tijdspanne is wat mij betreft een beetje afhankelijk van de dynamiek in de besluiten. Maar de doelgroep verandert, de rijksregelingen veranderen en dus is een vinger aan de pols af en toe heel belangrijk.’

Meer weten over onze minima-effectrapportages?