Auteurs: Jasja Bos, Marcel Warnaar & Marjan Verberk
Het Nibud heeft in opdracht van de Tweede Kamer berekend hoe de koopkracht van huishoudens zich zal ontwikkelen in de periode 2022-2025 als gevolg van de voorgenomen plannen in het coalitieakkoord van kabinet Rutte IV. Dat is gedaan door voor een groot aantal voorbeeldhuishoudens de statische koopkrachtontwikkeling te berekenen.
Uit de berekeningen blijkt dat de koopkracht over in de periode 2022-2025 gemiddeld een half procent stijgt. Wel zijn er verschillen tussen de koopkrachtontwikkeling van verschillende groepen. Dat wordt voor een groot deel veroorzaakt door de voorgenomen veranderingen in de huurtoeslag. Voorbeeldhuishoudens met minimumloon of een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering gaan er op vooruit, terwijl veel voorbeeldhuishoudens van gepensioneerden met een klein aanvullend pensioen en zelfstandigen er juist op achteruit gaan.
Werkenden in loondienst zien over het algemeen hun koopkracht stijgen. Alleenstaanden met een inkomen rond het minimumloon gaan er van alle voorbeeldhuishoudens het meest op vooruit, tussen de 5,5 en 7 procent. Hoe hoger het inkomen, hoe kleiner de koopkrachtstijging. Dit wordt veroorzaakt door het hogere afbouwpercentage van de arbeidskorting.
Belangrijkste uitkomsten
- De voorbeeldhuishoudens van alleenstaande ouders blijven wat achter op alleenstaanden door de verandering in de huurtoeslag. Zij hebben over het algemeen een wat duurdere huurwoning waardoor zij minder huurtoeslag ontvangen. Daarnaast stijgt de kinderbijslag beperkt.
- De koopkrachtverandering van bijstandsgerechtigden is erg afhankelijk van de woonsituatie. Ondanks de beperking van de verhoging van de bijstandsuitkering, is die stijging groter dan de verwachte stijging van de inflatie. Door veranderingen in de regels van de huurtoeslag zien huishoudens met een lagere huur hun koopkracht behoorlijk toenemen en huishoudens met een hogere huur hun koopkracht behoorlijk afnemen.
- De voorbeeldhuishoudens voor paren met kinderen gaan er over het algemeen ook op vooruit, maar wel minder dan paren zonder kinderen. Dit komt door een achterblijvende indexatie van de kinderbijslag.
- Gepensioneerden met alleen een AOW-uitkering zien hun koopkracht nauwelijks toenemen. Bij een hoger aanvullend pensioen zijn er koopkrachtdalingen zichtbaar. Het minimumloon wordt met een extra percentage van 7,5 procent verhoogd, maar in het coalitieakkoord is opgenomen dat de netto-netto koppeling van deze extra verhoging voor de AOW wordt losgelaten. Gepensioneerden betalen over het algemeen minder belasting, waardoor zij de hogere ouderenkorting die daar tegenover staat lang niet altijd kunnen verzilveren.
- Ook zelfstandigen zien hun koopkracht dalen. De zelfstandigenaftrek gaat in drie jaar tijd flink omlaag. De compensatie via de verhoging van de arbeidskorting dekt niet volledig de verlaging van de zelfstandigenaftrek. In 2025 kan de koopkrachtdaling oplopen tot bijna 80 euro per maand voor huishoudens waarin beide partners als zelfstandige werkzaam zijn.
Downloads bij dit rapport
Onze experts bij dit rapport
Achtergronden bij dit rapport
Het Nibud vergelijkt de feitelijke situatie van 2022 met de uiteindelijke verwachte situatie van 2025. Daarvoor berekenen we voor een groot aantal voorbeeldhuishoudens de statische koopkrachtontwikkeling. Statisch wil zeggen dat er niks in het huishouden verandert. De uiteindelijke situatie voor 2025 wordt door tal van factoren bepaald, zoals loon- en prijsstijgingen en de indexering van aanvullende pensioenen, eerder ingezet beleid en plannen van het nieuwe kabinet op basis van het coalitieakkoord.
Het coalitieakkoord bevat veel onderwerpen. Daarvan heeft een beperkt aantal directe gevolgen voor de huishoudportemonnee. De belangrijkste wijzigingen die zijn meegenomen in deze berekeningen zijn een gemiddelde loonstijging van 8,6 procent tussen 2022 en 2025 (bron: CPB), een gemiddelde prijsstijging van 7,8 procent tussen 2022 en 2025 (bron: DNB) en alle trendmatige indexeringen van belastingschijven, uitkeringen, minimumloon e.d.
Mogelijke effecten van een nieuw pensioenstelsel zijn niet meegenomen in de berekeningen. Daarnaast zijn de voorgenomen veranderingen in de kinderopvangtoeslag zijn verwerkt in de koopkrachtberekeningen voor de voorbeeldhuishoudens.