Direct naar content

Melding: Altijd op de hoogte met de Nibud nieuwsbrief

Elke maand het laatste nieuws en handige tips van onze experts Aanmelden

Leefgeld in de schuldhulpverlening

Mensen die een schuldhulpverleningstraject volgen, krijgen van hun financiële hulpverlener leefgeld om noodzakelijke uitgaven zoals boodschappen mee te doen. Hoeveel leefgeld krijg je? En wat kan je daarvan kopen? Het Nibud en de NVVK hebben daar een richtlijn voor. 

Wat is leefgeld?

Leefgeld is het (wekelijkse) bedrag waarvan mensen die een schuldhulpverleningstraject volgen hun losse noodzakelijke uitgaven kunnen doen, De dagelijkse boodschappen bijvoorbeeld maar ook de vervoerskosten voor een ziekenhuisbezoek en de kapper. 

Wanneer ontvang je leefgeld?

Als je schulden hebt en die zelf niet meer kunt oplossen, kun je via je gemeente geholpen worden met een schuldregeling. De financiële hulpverlener, bijvoorbeeld een schuldhulpverlener of bewindvoerder, houdt dan een bedrag van jouw inkomen apart waarmee je schulden worden afgelost. Het andere deel van je inkomen is bedoeld om je noodzakelijke uitgaven mee te doen. Dit deel wordt het vrij te laten bedrag (vtlb) genoemd. 

Van dat vrij te laten bedrag moet je je vaste lasten betalen, zoals de huur, energie en verzekeringen. Soms betaalt je financiële hulpverlener die vaste lasten voor jou en krijg je alleen een bedrag voor je dagelijkse kosten. Dat bedrag wordt leefgeld genoemd. Verder op deze pagina lees je welke uitgaven daaronder kunnen vallen. 

Lees hier meer over schuldregelingen

Hoeveel leefgeld per week? 

Er is geen wettelijk minimumbedrag voor het leefgeld. De financiële hulpverlener bepaalt hoeveel leefgeld je krijgt. Daarbij houden ze rekening met jouw financiële situatie.   

Het Nibud heeft voor hen een richtlijn waarmee ze het bedrag leefgeld kunnen vaststellen. Bij deze richtlijn houden we rekening met het inkomen en de uitgaven van een voorbeeldhuishouden. De bedragen in onderstaande tabel zijn een schatting van de minimaal noodzakelijke kosten van levensonderhoud van een huishouden dat leefgeld krijgt. Een alleenstaande heeft dus minimaal € 89 nodig om van te leven, een paar zonder kinderen minimaal € 158. 

Richtlijn voor leefgeld (per maand en per week)
Alleenstaande Stel zonder kinderen Eenoudergezin 1 kind (8 jaar) Eenoudergezin 2 kinderen (8 en 13 jaar) Eenoudergezin 3 kinderen (11, 13 en 15 jaar) Stel 1 kind (8 jaar) Stel 2 kinderen (8 en 13 jaar) Stel 3 kinderen (11, 13 en 15 jaar)
Voeding € 267 € 486 € 374 € 499 € 683 € 524 € 622 € 808
Zelfzorgmiddelen € 6 € 10 € 6 € 6 € 6 € 10 € 10 € 10
Was- en schoonmaak € 7 € 8 € 8 € 8 € 9 € 8 € 9 € 9
Persoonlijke verzorging € 26 € 52 € 43 € 69 € 95 € 69 € 95 € 121
Vervoer € 11 € 22 € 18 € 29 € 42 € 29 € 40 € 53
Sociale participatie € 64 € 105 € 100 € 137 € 174 € 140 € 177 € 215
Diversen € 4 € 4 € 4 € 5 € 5 € 5 € 5 € 6
Indicatie per maand € 385 € 687 € 553 € 752 € 1.014 € 784 € 957 € 1.221
Indicatie per week € 88 € 158 € 127 € 173 € 233 € 180 € 220 € 281
De bedragen in de tabel gaan uit van de kosten van twee kinderen van 8 en 13 jaar oud. Bij het stel met 3 kinderen zijn de kinderen 11, 13 en 15 jaar oud. Houd er rekening mee dat het aantal en de leeftijd van kinderen mee kan spelen bij de hoogte van het leefgeld. (Nibud, januari 2025)

Let op: in de tabel vind je de leefgeldbedragen voor acht voorbeeldhuishoudens. Het precieze bedrag dat een huishouden minimaal nodig heeft hangt ook af van de individuele situatie. 

Let op: Soms worden bedragen van € 50 voor een alleenstaande en € 75 voor een stel genoemd en gebruikt. Deze bedragen zijn verouderd en passen niet meer bij de kosten van levensonderhoud op dit moment. 

Wat moet je betalen van het leefgeld?

In een schuldregeling doet een financiële hulpverlener jouw geldzaken. Dat betekent dat je zelf niet meer mag beslissen over je geld. Dit geldt niet voor het leefgeld. Leefgeld kun je zelf uitgeven. Wel is het leefgeld bedoeld om je minimaal noodzakelijke uitgaven van te kunnen doen. 

Noodzakelijke uitgaven die je van het leefgeld kan doen 

  • Eten en drinken 
  • Zelfzorgmiddelen (bijvoorbeeld medicijnen en pleisters)
  • Was- en schoonmaakmiddelen  
  • Persoonlijke verzorging (bijvoorbeeld douchegel, tandpasta en de kapper) 
  • Een deel van uitgaven aan sociale participatie (een basisbedrag om sociaal contact mogelijk te maken, zoals het ontvangen van bezoek) 
  • Een deel van uitgaven aan vervoer (OV-kosten voor vervoer naar bijvoorbeeld een supermarkt of ziekenhuis) 
  • Diversen (kleine uitgaven zoals postzegels, pennen en papier) 

Uitgaven die niet onder de richtlijn voor leefgeld vallen 

  • Alle vaste lasten (bedragen waarvoor je een rekening krijgt, zoals huur, energie, internet, abonnementen, verzekeringen en lokale heffingen) 
  • Reserveringsuitgaven (voor bijvoorbeeld kleding en onderhoudskosten) 
  • Eventuele uitgaven voor een auto
  • Het andere deel van uitgaven aan sociale participatie (bijvoorbeeld een dagje weg of een vakantie) 
  • Huisdieren 
  • Het andere deel van uitgaven aan vervoer (bijvoorbeeld kosten voor een fiets of een auto of scootmobiel) 
  • Eventuele extra kosten voor werk 
  • Alle persoonlijk onvermijdbare uitgaven (bijvoorbeeld zorgkosten door ziekte) 

Het betalen van deze (extra) kosten die niet onder het leefgeld vallen, doe je in overleg met je schuldhulpverlener. 

Voorwaarden leefgeld 

De bedragen voor het leefgeld zijn minimumbedragen. Je kunt alleen van die bedragen leven als je aan een aantal voorwaarden voldoet: je kunt heel goed met geld omgaan, je hebt geen extra kosten door bijvoorbeeld medische zaken, niet meer reiskosten dan gemiddeld om bij je werk te komen, je rookt niet en je hebt geen huisdieren. 

De hoogte van het leefgeld dat je in de praktijk nodig hebt, hangt dus af van je persoonlijke situatie. Je schuldhulpverlener kan (met behulp van de richtlijn) het beste bepalen hoeveel je nodig hebt. Lukt het niet om met het leefgeld uit te komen, overleg dan met je schuldhulpverlener.