De herinvoering van de basisbeurs en aanvullende beurs in studiejaar 2023/24 biedt verlichting in de portemonnee van ouders van studerende kinderen. Gezien de inflatie is een bijdrage in de kosten van de studie in de vorm van een beurs meer dan ooit welkom. Alleen houden de voorgestelde wijzigingen te weinig rekening met gezinnen met inkomens rond anderhalf keer modaal (ong. € 55.000).
Ouders met een dergelijk inkomen hebben te weinig budget om aan de studie van hun uitwonende kinderen mee te betalen, zoals ze volgens de huidige voorstellen wel geacht worden te doen. Hun studerende kinderen zullen moeten (blijven) lenen, of een forse bijbaan moeten vinden om te kunnen studeren. Dit blijkt uit berekeningen van het Nibud in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het Nibud heeft aan de hand van voorbeeldsituaties gekeken of studenten met de nieuwe basisbeurs rond kunnen komen en of ouders de ouderbijdrage kunnen betalen.
Honderden euro’s per maand te weinig
De aanvullende beurs die studenten kunnen krijgen, bedraagt in het huidige voorstel maximaal € 401. Hoe hoger het inkomen van de ouders, hoe lager de aanvullende beurs die een student krijgt. De student kan dan een bijdrage aan de ouders vragen. Uit berekeningen van het Nibud blijkt echter dat ouders met een inkomen rond anderhalf keer modaal geen ruimte in hun budget hebben om iedere maand honderden euro’s bij te dragen aan de studie van hun kinderen. En zeker gezien de huidige inflatie en de alsmaar oplopende energieprijzen, zal de ruimte nog minder kunnen worden, verwacht het Nibud. En dat terwijl ook de kosten voor studenten vanwege de inflatie hoger kunnen worden.
Minstens € 255 te kort
Het rapport van het Nibud (PDF) laat zien dat een uitwonende student in het hoger onderwijs volgend studiejaar op een studiebeurs en aanvullende beurs van maximaal € 675 kan rekenen (prijspeil 2022). Met daarbovenop een zorgtoeslag van € 111 heeft diegene maandelijks € 786 te besteden. Dit is niet genoeg om de gemiddelde uitgaven van te betalen. Als deze student niet kan werken en geen extra bijdrage van zijn ouders kan krijgen, zal hij moeten lenen. In 2021 bedroegen de uitgaven van een uitwonende student gemiddeld € 1.041, wat een tekort van zo’n € 255 zou betekenen. Door de hoge inflatie zal dit tekort momenteel hoger zijn.
Studeren kost geld
Bij thuiswonende studenten ziet het Nibud niet direct problemen in de portemonnee van ouders of de student. Wel wijst het Nibud erop dat gezien de huidige inflatie veel ouders sowieso al moeite met rondkomen hebben. Voor iedereen geeft de komst van de basisbeurs weliswaar verlichting in de portemonnee, maar studeren kost altijd geld. Door oplopende rekeningen vanwege de inflatie kan het voor gezinnen financieel gezien moeilijk worden als kinderen gaan studeren, omdat de basisbeurs en aanvullende beurs lang niet alle kosten dekken. Het Nibud verwacht daarom dat de herinvoering van de basisbeurs voor een grote groep studenten er op dit moment niet automatisch toe leidt dat er minder zal worden geleend.