Na veel onderzoek en het zorgvuldig wegen van alle voor- en nadelen, presenteren CBS, SCP en het Nibud vandaag gezamenlijk een nieuwe armoedegrens voor Nederland. In de berekeningen spelen de Nibud-voorbeeldbegrotingen een belangrijke rol, ze vormen de basis van deze nieuwe armoedegrens. Daarmee wordt nu voor het eerst een grens gehanteerd die niet alleen op inkomens is gebaseerd, maar ook op uitgaven. Een bijzonder resultaat, waar we bij het Nibud best trots op zijn.
Blog: Guus Wieman
Het meten van armoede is eigenlijk altijd controversieel geweest. De eerste armoedemetingen in het Nederland van de 19e eeuw werden gebaseerd op het aantal mensen dat een beroep deed op weldadigheidsinstellingen en armenzorg. Als we dat nu zouden doen, zouden we bijvoorbeeld meten hoeveel mensen een beroep doen op de Voedselbank. Dat waren in 2023 180.000 mensen. Dat is op zijn minst een beperkte opvatting van armoede. Al was het alleen maar omdat we weten dat niet iedereen die voor de voedselhulp in aanmerking komt, ook daadwerkelijk naar de Voedselbank gaat.
In de naoorlogse periode werd armoede niet meer afgemeten aan de mate waarin men gebruik maakte van deze ‘bedeling’ maar op basis van het inkomen. Sinds de late jaren ‘70 van de vorige eeuw werd armoede door het CBS gekoppeld aan de ‘lage inkomensgrens’. Een grens die gelijk is aan de koopkracht van een alleenstaande in de bijstand in 1979. Tot vandaag werd deze grens door het CBS gehanteerd.
Eenduidige armoededefinitie
Naast deze lage inkomensgrens bestonden er, tot op heden, in Nederland nog twee armoededefinities, in de vorm van de ‘niet-veel-maar-toereikend’ grens van het SCP (gebaseerd op de Nibud-minimumvoorbeeldbegrotingen uit 2017) en het internationale alternatief de ‘at risk of poverty or social exclusion’ (AROPE) – een inkomensgrens van 60 procent van het mediane inkomen in een land. Het bestaan van meerdere armoedegrenzen naast elkaar zorgt voor verwarring en helpt niet bij het vormgeven van goed armoedebeleid. Immers, als je niet duidelijk hebt wie we definiëren als arm is het ook moeilijker vast te stellen welke groepen geholpen moeten worden.
In plaats van de nadruk op inkomens van mensen, ligt de nadruk van deze armoedegrens op uitgaven.
Guus Wieman, onderzoeker Nibud
Vanwege de nadelen van verschillende armoedegrenzen en het jaar op jaar langzaam uit elkaar groeien van deze grenzen, besloten het CBS, het SCP en het Nibud om samen een nieuwe, breed gedragen armoedegrens op te stellen. Deze samenwerking heeft geleid tot een eenduidige armoededefinitie. In plaats van de nadruk op inkomens van mensen, ligt de nadruk van deze armoedegrens op uitgaven. Wat de nieuwe armoedegrens internationaal uniek maakt, is dat er gebruik gemaakt wordt van een combinatie van minimumvoorbeeldbegrotingen en daadwerkelijke uitgaven van mensen. Daarmee doet de armoedegrens meer recht aan de praktijk die mensen ervaren. Wat betreft de ontwikkeling van armoedestatistiek zijn we daarmee een voorloper.
Armoede objectief beoordelen
Armoede is over het algemeen een moeilijk te vatten begrip. Iemand die arm is in Nederland is nog altijd veel rijker dan de gemiddelde inwoner van Zuid-Soedan of Burundi, en je voelt je sneller arm als je een rijke buurman hebt dan wanneer je naast iemand woont die eindjes niet aan elkaar kan knopen. Voor het definiëren van armoede is het echter wel belangrijk dat er een absolute grens is. Iemand is arm of iemand is dat niet. Het bestaan van een te groot grijs gebied leidt mogelijk tot relativisme, dat afdoet aan de ernst van het probleem. Bij de nieuwe grens definiëren we iemand als arm als diegene niet in staat is om alle noodzakelijke uitgaven te doen die nodig zijn om onderdeel te zijn van de samenleving.
Je voelt de belangrijkste vraag al aankomen: wat is dan noodzakelijk? Voor de Commissie sociaal minimum en de nieuwe armoedegrens organiseerde het Nibud samen met het SCP focusgroepen (groepsgesprekken met mensen die leven van een inkomen rond de armoedegrens) over deze vraag. Deze gesprekken zijn gebruikt om de uitgaven en pakketten die het Nibud samenstelt te toetsen en te kijken of we niet een aantal zaken over het hoofd zien. Zo wezen ouders op het effect van de groeispurt van hun kinderen op hun uitgaven aan kleding.
Een terugkerend debat ging over de noodzaak van een smartphone en mobiel internet voor kinderen.
Guus Wieman, onderzoeker Nibud
Maar niet alle input van de focusgroepen is eenduidig. Een terugkerend debat ging over de noodzaak van een smartphone en mobiel internet voor kinderen. Focusgroepen met ouders waren hier resoluut over: een smartphone met mobiel internet is een must voor kinderen omwille van de bereikbaarheid en het vermogen van kinderen om mee te kunnen met hun leeftijdsgenoten. Uit het steekproefonderzoek bleek echter dat een smartphone voor kinderen tussen de 12 en de 18 jaar niet noodzakelijk geacht wordt. Uiteindelijk kies je dan voor het oordeel van mensen waarvan je weet dat zij kinderen hebben en voor professionals in het onderwijs die aangeven dat een mobiele telefoon noodzakelijk is voor het bijhouden van de huiswerkagenda.
Wonen en energie
Belangrijke discussies, maar posten als kleding en telecom drukken niet het zwaarst op de maandelijkse begroting. Voor de meeste mensen zijn de belangrijkste posten toch wonen en energie. We weten dat juist hier de schoen wringt. Al een aantal jaar is er enorme krapte op de woningmarkt. Veel mensen kunnen geen betaalbare woning vinden. Bovendien zijn goedkope woningen niet altijd energiezuinig – en daarmee alsnog niet goedkoop. Gelukkig heeft het CBS sinds een paar jaar de Woonbase, een database van alle uitgaven per huishouden aan woonlasten en energie. Hiermee kunnen we een goede inschatting maken van kosten voor wonen en energie op huishoudniveau. Dit maakt het mogelijk om voor elk huishouden een eigen armoedegrens te bepalen, waarin ook de feitelijke woon- en energielasten van een huishouden worden meegenomen.
Armoedegrens: wat kun je ermee?
Nu is een nieuwe armoedegrens wel leuk en aardig maar wat hebben mensen met financiële problemen of geldzorgen daar nou aan? De nieuwe armoedegrens gaat het armoedeprobleem in Nederland niet oplossen. Nog steeds leven er ruim een half miljoen huishoudens in armoede. Wel is het met deze nieuwe armoedegrens beter mogelijk om op landelijk niveau een beeld te krijgen van welke groepen in armoede leven en tot op zekere hoogte waardoor dat komt: een tekort aan inkomen of te hoge woon- en energielasten? Ook maakt een scherpe, gedetailleerde armoedegrens het makkelijker om actief beleid voor deze mensen te maken op zowel landelijk als lokaal niveau.
In een zeer welvarend land als Nederland is het belangrijk dat we een eenduidige armoedegrens en sterke armoedestatistiek hebben. Alleen op die manier kunnen we de armoedeproblematiek op een volwaardige manier bespreken, zonder afbreuk te doen aan het leed en de zorgen die achter deze statistiek verscholen gaan. En alleen op die manier kan er goed beleid gevoerd worden voor de juiste mensen. We hopen dat deze nieuwe grens zo bijdraagt aan het verminderen van armoede in Nederland. Dat zou een mooie stap zijn in de richting van de missie van het Nibud: een Nederland zonder geldproblemen.